Toen Gregor Samsa op een ochtend ontwaakte uit onrustige dromen, ontdekte hij dat hij in bed was veranderd in een fundamentalistische moslim. Hij lag op een pantserachtig harde Koran en wanneer hij zijn hoofd een beetje optilde, zag hij dat hij een lang, wit gewaad droeg, met om zijn buik een uit boogvormige staven dynamiet samengestelde bomgordel, met daarbovenop een tijdschakelaar, die op het punt stond geactiveerd te worden en nog net wist te wachten met tikken. Op zijn gezicht prikten vele, vergeleken met zijn verdere haargroei vreselijk dikke haren die tezamen een wilde baard vormden.
‘Wat is er met me gebeurd?’, dacht hij. Het was geen droom. Zijn kamer, een echte, alleen wat te kleine Westerse slaapkamer, lag rustig tussen de vier welbekende muren. Boven de tafel, waarop een collectie chemische stoffen verzameld lag- Samsa was scheikundige- hing de plaat die hij kort geleden uit een geïllustreerd tijdschrift had geknipt en in een mooie vergulde lijst gedaan. Er stond een politicus op die, voorzien van een opmerkelijk perioxide kapsel, omgeven werd door een cordon beveiligingsbeambten. Gregor richtte zijn blik vervolgens op het raam, en de aanblik van een groep schoolmeisjes op straat- ze hadden veel te korte rokjes aan- maakte hem helemaal melancholiek.
‘Het zou niet gek zijn nog een beetje door te slapen en alle malligheid te vergeten’, dacht hij, maar daar kon helemaal niets van komen, want hij was gewend om voor het slapengaan schaapjes te tellen en zag in zijn huidige toestand alleen beelden van opgeblazen gebouwen en bebloede babylijkjes voor zich. Met hoeveel kracht hij ook probeerde aan koetjes en kalfjes te denken, telkens weer kwamen zijn gedachten terug op dood en verderf. Hij probeerde het wel honderd keer, en hield er pas mee op toen hij in zijn geest een nooit eerder gevoelde, blinde haat tegen de Westerse wereld begon te bespeuren.
(Wordt niet vervolgd)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten